Voor de avonturiers is het vaak dé grote droom: de Mount Everest beklimmen. De 8848-meter hoge berg in Nepal spreekt zelfs voor de meest ervaren bergbeklimmers tot de verbeelding. Niet voor niets, want ondanks haar populariteit is een succesvolle beklimming maar voor een select groepje weggelegd.
Op dit moment is de top van de Mount Everest pas zo’n 7000 keer bereikt. Sommige personen hebben de top meermaals bereikt, dus het aantal mensen dat de top van de berg heeft aangeraakt ligt zelfs nog lager dan dit. Het gaat echter niet altijd goed: zeker 300 mensen zijn overleden op weg naar de top. Een groot deel van de lichamen van deze doden ligt nog altijd op de berg.
Mannennieuws.nl neemt je mee op een reis naar de top. Niet met een romantisch verhaal, maar met de harde werkelijkheid van Mount Everest.
De weg naar Mount Everest basecamp
Voor iedere beklimmer van de Mount Everest begint het avontuur met een tocht naar het base camp van de berg. Dit vrij goed ontwikkelde kamp fungeert als uitvalsbasis voor de uiteindelijke beklimming. Omdat de weersomstandigheden goed moeten zijn voor een succesvolle beklimming, weet je als klimmer nooit precies hoe lang je in dit kamp verblijft.
Jaarlijks voltooien ongeveer 40,000 mensen de tocht naar het basecamp.
Voor veel mensen is het bovendien direct de eindhalte. Het Mount Everest basecamp is namelijk ook voor een goedgetrainde, maar onervaren klimmer haalbaar. Dat wil niet zeggen dat het kamp een eitje is: het ligt op een hoogte van meer dan 5 kilometer. Ter vergelijking: dat is hoger dan de top van de Mont Blanc, de hoogste berg in Europa. Hoogteziekte is dan ook een bekend verschijnsel, zelfs in dit basiskamp.
Er zijn twee basecamps: aan de noordzijde en aan de zuidzijde van de berg. Je begint de reis door naar Kathmandu te vliegen in Nepal, de hoofdstad van het land. Vanuit hier ga je door naar Lukla, een klein plaatsje met een luchthaven dichterbij de berg. Eenmaal hier aangekomen volgt een hike van ongeveer een week naar het basecamp. Tussentijds zijn er rustmomenten om te acclimatiseren.
Niet perse aan de kou, maar aan de hoogte en het bijhorende gebrek aan zuurstof. Hoogteziekte breekt veel klimmers op. Het maakt je moe, duizelig, misselijk en kan leiden tot zware hoofdpijn. Voor een fit persoon is het echter een wandeling die redelijk goed te doen is. Jaarlijks voltooien ongeveer 40,000 mensen deze tocht.
Lang wachten en dan eindelijk door
Eenmaal in het basecamp aangekomen breekt het lange wachten aan voor mensen die de tocht naar de top willen maken. Om puur het basecamp te bereiken hoef je niet heel lang te acclimatiseren, maar dit ligt anders als je nog verder omhoog wilt. De meeste klimmers verblijven enkele weken in het basecamp om volledig te acclimatiseren.
Veel doden kunnen niet geborgen worden, maar verschijnen soms jaren later aan de voet van de sector, omdat het ijs langzaam omlaag schuift.
Na deze periode wordt het tijd om de trek naar het volgende kamp te starten, ook wel Camp I genoemd. De tocht begint al ver voor zonsopkomst, omdat in deze tijd het ijs nog goed hard is en daarmee veiliger. Via touwen en ladders moeten de klimmers langs de Khumbu Icefall, één van de gevaarlijkste punten van de reis.
In deze sector zijn door de jaren heen diverse doden gevallen. In 2014 vielen hier zestien doden als gevolg van een lawine. Veel doden kunnen niet geborgen worden, maar verschijnen soms jaren later aan de voet van de sector, omdat het ijs langzaam omlaag schuift.
Na deze ijzingwekkende sector wordt Camp I bereikt op 6065 meter.
Op weg naar Camp II: nog meer ontberingen
De weg naar Camp II is een stuk minder gevaarlijk dan die naar Camp I. De klim is minder stijl en door het gebrek aan wind aan deze kant van de berg wordt de sector ook wel de Valley of Silence genoemd. Het spannende aan dit stuk is wel dat de paden vrij nauw zijn, met soms aan weerszijden een afgrond. Het is misschien overbodig om te zeggen, maar met hoogtevrees is dit niet de beste plek om te zijn.
Het gevaar zit in dit deel niet in de glijpartijen op ijs of lawines, maar juist in de hitte. Door het gebrek aan wind en de heldere lucht kan het hier bijzonder warm worden. Ook hier is een juiste timing dan ook van groot belang.
Camp III en IV: slow and steady wins the race
Vanuit Camp II vertrekken de klimmers in twee etappes naar Camp IV. In dit deel van de beklimming zijn er twee flinke uitdagingen: de Geneva Spur en de Yellow Band. Beide zijn stenen obstakels die met touwen overwonnen moeten worden. Ook hier is dat allesbehalve simpel en ook hier zijn er doden gevallen.
Iedere meter stijgen voelt aan als het lopen van een marathon.
Voor het gebruik van de touwen moet je sterk zijn, stalen zenuwen hebben en goed om kunnen gaan met de inmiddels nog grotere hoogte. Camp IV ligt op een hoogte van 7920 meter, iets minder dan een kilometer onder de top van de berg.
Je zou denken dat het nu nog maar een klein eindje is, maar vanaf dit punt kan iedere meter stijgen aanvoelen als het lopen van een marathon. Bovendien vertrekken de klimmers vanaf Camp IV naar het gevaarlijkste deel van de trip: Death Zone.
Death Zone op Mount Everest: angstaanjagend
Vanaf Camp IV begint de daadwerkelijke poging om de top te bereiken. Op deze hoogtes hebben de klimmers ongeveer twee á drie dagen om de top te bereiken. Langer dan deze tijd op een dergelijk grote hoogte is vrijwel altijd dodelijk. Ook zuurstofmaskers zijn op dit moment meestal nodig.
Voor een ‘sprint’ naar de top wordt meestal tien á twaalf uur uitgetrokken. Of het überhaupt mogelijk is, hangt sterk af van het weer. Een groot deel van de pogingen wordt afgeblazen, omdat het weer niet goed genoeg is. Zelfs als het weer goed is, zijn de omstandigheden simpelweg hels.
Vanuit het zuiden zijn er doorgaans drie doelen in dit deel van de beklimming: The Balcony op 8400 meter met een mooi uitzicht en uitrustmogelijkheden, de zuidelijke top op 8750 meter en tenslotte de Hillary Step. Dit is een vrijwel verticale muur van twaalf meter. Tegenwoordig is dit een bottleneck van de beklimming, omdat er veel klimmers zijn die hier langs moeten, wat kan leiden tot wachttijden.
Na dit punt is het nog een klein, maar loodzwaar deel naar de top. Dat dit hele gebied Death Zone heet is niet voor niets: er is onvoldoende zuurstof om te blijven leven, dus je hebt een zuurstofmasker nodig. Slechts enkelingen weten het te doen zonder extra zuurstof.
Onderweg kom je lichamen tegen van klimmers die er zijn gestorven. De lichamen liggen er soms al meer dan twintig jaar, maar zijn door de kou nog in goede staat. Het bergen van de lichamen is vrijwel onmogelijk, omdat het voor iedere afzonderlijke persoon al een extreme inspanning is om er op eigen kracht hier te komen. Het dragen van een lichaam is niet alleen zwaar, maar op de steille en lastige stukken ook praktisch onmogelijk.
Over de lichamen wordt onder de klimmers niet krampachtig gedaan. Het zijn simpelweg herkenningspunten op de reis.
Kan iemand niet op eigen kracht omlaag komen, dan is dat een groot probleem. Zo zijn er wel eens klimmers bewusteloos geraakt en aan hun lot overgelaten, terwijl talloze andere klimmers langsliepen. Het mag voor zich spreken dat deze klimmers uiteindelijk zijn overleden. Ook is hier op latere momenten de nodige kritiek opgekomen, omdat klimmers te egoïstisch zouden geweest.
De top van de Mount Everest
Behoor je tot het selecte groepje klimmers dat de top weet te halen, dan sta je letterlijk op het dak van de aarde: nergens op aarde is er een hoger punt. De top zelf is klein: slechts ten grootte van een eettafel.
Vanaf de top kijk je naar de zogenaamde Rainbow Valley. De naam is mooier dan de werkelijkheid, want de vallei heeft deze naam niet gekregen vanwege de mooie bloemen die je er ziet groeien. In de vallei liggen diverse lichamen van klimmers die vaak felle kleding dragen. Ook hier geldt dat het simpelweg niet mogelijk is om de lichamen te bergen.
Over de lichamen wordt onder de klimmers niet krampachtig gedaan. Het zijn simpelweg herkenningspunten op de reis. Het geeft ook aan hoe onmenselijk de hele klim is. Omdat de omstandigheden zo extreem zijn, ga je over naar een pure overlevingsdrang. Een emotioneel gevoel bij overleden klimmers onderweg vindt geen ruimte.
Op de top blijven de klimmers minder dan een half uur. De groepen moeten het liefst voor zonsondergang terugkeren in Camp IV vanuit veiligheidsoverwegingen. Meestal is de afdaling eenvoudiger, maar ook hier liggen er risico’s op de loer. Ook op de terugweg zijn diverse doden gevallen als gevolg van zuurstofgebrek of ongelukken.
Hoe heb jij dit verhaal gelezen? Blijf je ver weg van de berg, of sta je nu juist te popelen om ook de top van de Mount Everest aan te raken?
Foto basecamp: Daniel Prudek / Shutterstock, Inc
Hoofdfoto en foto’s Khumbu Icefall en silhouet vier klimmers afkomstig van Shutterstock.